sensagent's content
- definitions
- synonyms
- antonyms
- encyclopedia
Lettris
Lettris is a curious tetris-clone game where all the bricks have the same square shape but different content. Each square carries a letter. To make squares disappear and save space for other squares you have to assemble English words (left, right, up, down) from the falling squares.
boggle
Boggle gives you 3 minutes to find as many words (3 letters or more) as you can in a grid of 16 letters. You can also try the grid of 16 letters. Letters must be adjacent and longer words score better. See if you can get into the grid Hall of Fame !
English dictionary
Main references
Most English definitions are provided by WordNet .
English thesaurus is mainly derived from The Integral Dictionary (TID).
English Encyclopedia is licensed by Wikipedia (GNU).
Translation
Change the target language to find translations.
Tips: browse the semantic fields (see From ideas to words) in two languages to learn more.
last searches on the dictionary :
computed in 0.047s
analogical dictionary
blij, blijmoedig, gelukkig, genietend, genotvol, jolig, jubelend, monter, vreugdevol, vrolijk — froh, frohgemut, fröhlich, frohsinnig, genießerisch, genußfreudig, genüßlich, genußreich, genußvoll, glücklich, heiter, jubelnd, lustig - ontsteld, ontzet, overstuur, van slag, van streek — aus der Fassung, bestürzt, betroffen, entsetzt, fassungslos, verstört - paniekachtig, paniekerig, panisch — panikartig, panisch, übernervös - dol, gek, onzinnig, overspannen, overstuur, oververmoeid, overwerkt, verzot, weg — albern, blödsinnig, durcheinander, hingerissen, irre, toll, überangestrengt, überarbeitet, übermüde, übermüdet, überreizt, unsinnig, verrückt, versessen, wahnsinnig - bits, bitter, mounies, scherp — bissig - schaamteloos — schamlos - helder, vrolijk — unbekümmert - begerig — eifrig - blij, helder, vrolijk — froh, fröhlich, heiter, lustig, unbekümmert - beschaamd, beschamend — beschämend, blamabel - gaarne, graag, met alle plezier, met genoegen, van harte, volgaarne, zielsgraag — gern, gerne, mit Freuden, mit Vergnügen - blij — froh, fröhlich - monter — munter - monter, opgewekt, vrolijk — ausgelassen, fröhlich, gutgelaunt, gut gelaunt, heiter, keck, lustig, munter - fideel, joviaal — fidel, heiter - optimistisch — optimistisch - beschaamd, beteuterd, sip, verlegen — bedeppert, belemmert, beschämt, betreten, verlegen - emotioneel — affektiv - euphoric (en) - opgewonden — gespannt - dankbaar, erkentelijk, waarderend — dankbar, erkenntlich - begenadigd, gelukkig, gelukzalig, gezegend — begnadet, gesegnet, glücklich, glückselig, verklärt - sorrowful (en) - opgetogen, rapsodisch — rhapsodisch, stürmisch, überschwänglich - bewogen, geëmotioneerd, ontroerd, verplaatst — bewegt, Ergreifung, Ergriffenheit, gerührt, Rührung - blij met, tevreden met — erfreut - misnoegd — mißmutig, mißvergnügt, unmutig, unwillig, verdrießlich - stomverbaasd — platt - CER, conditioned emotion, conditioned emotional response (en) - aandoening, affect, emotie, gemoedsaandoening, gemoedsbeweging, gevoel, gevoelen, ontroering, sentiment — Gefühlsbewegung - ambivalentie, dualisme, dualiteit, dubbelheid, tweeslachtigheid — Ambivalenz - betrachting, desideratum - heimwee, nostalgie — Heimweh, Nostalgie - heimwee — Heimweh - ?sexuelle Angeregtheit, Begehren, Gelüst - wellust, wellustigheid — Lüsternheit, Wollust - aandrift, bevlieging, capriccio, caprice, frats, fratsen, gril, impuls, kunst, kunsten, kuren, kuur, luim, luimen, lust, manie, nuk, nukken, opwelling — Grille, Laune, Vorliebe - levensblijheid, levenslust, levenslustigheid, levensvreugde — Aufgewecktheit, Lebensfreude, Lebenslust - animo, aviditeit, enthoesiasme, enthousiasme, entoesiasme, entousiasme, geestdrift, gretigheid, happigheid, smaakmaker, trendsetter — Animo, Begeisterung, Eifer, Enthusiasmus - sexual pleasure (en) - sadisme — Sadismus - s.m., sadomasochisme, sm — Sadomasochismus - masochisme, zelfkastijding, zelfkwelling, zelfvernedering — Masochismus, Selbsterniedrigung, Selbstkasteiung, Selbstquälerei - Leiden - agonie, doodsangst, doodsstrijd, doodstrijd, lijden, pijniging - afgrijzen, afkeer, afschuw, aversie, gruwel, haat, walging — Abneigung, Abscheu, Aversion, Entsetzen, Greuel, Haß - dank, dankbaarheid, erkentelijkheid — Dankbarkeit, Dankempfindung, Dankgefühl - ondank, ondankbaarheid — Undankbarkeit - bedeesdheid, verlegenheid — Scheu, Schüchternheit - schok, verdoving — Benommenheit, Betroffenheit, Bewegung, Erschütterung, Schock, Schockiertheit - verwachting - ernst, gravitatie, zwaartekracht — Ernst - gemoedsrust, sereniteit, vredelievendheid, zielenrust, zielerust, zielsrust — Abgeklärtheit, Seelenruhe - indignatie, verontwaardiging — Empörung, Entrüstung - alarmsysteem, ontsteltenis, ontzetting, teleurstelling, verschrikking — Bestürzung, die Furcht, Entsetzen - schrik — Schreck - lampenkoorts, plankenkoorts, plankenvrees — Lampenfieber, Rampenfieber - gejaagdheid, jachtigheid, ongedurigheid, onrust, rusteloosheid, verwarring — Aufregung, Hektik, Ruhelosigkeit, Unruhe, Unstetheit - blijheid, gelukzaligheid — Freude - blijdschap, blijheid, feeststemming, vreugde — Entzücken, Feststimmung, Freude, Fröhlichkeit, Jubel, Vergnügtheit - euforie, geluksroes, hallelujastemming — Euphorie, Hochgefühl, Hochstimmung - gejoel, gejouw, glee, hilariteit, vrolijkheid — Belustigung, Fröhlichkeit, Heiterkeit, Lustigkeit - bevrediging, genoegdoening, genoegen, ingenomenheid, tevredenheid, voldoening — Befriedigung, Genugtuung, Hochgefühl, Vergnügen, Zufriedenheit - bedruktheid, gebroken hart, harteleed, hartenleed, hartenpijn, hartepijn, hartzeer, somberheid, somberte, verdriet, zieleleed, zielenleed, zielenpijn, zielepijn — Bedrücktheit, Bekümmerung, Gedrücktheit, Gram, Harm, Herzeleid, Herzweh, Trübsal, Trübseligkeit, Trübsinn, Trübsinnigkeit - droefheid, kommer, smart - berouw, gewetensangst, gewetensnood, gewetenswroeging, wroeging, zelfbeschuldiging, zelfverwijt — Gewissensbiß, Gewissensbisse, Reue, Selbstvorwurf - schuldgevoel, zondeschuld — Schuldgefühl - berouw, boetvaardigheid, inkeer — Bußfertigkeit, Reue, Reumütigkeit - demoralisatie, demotivatie, demotivering, mismoedigheid, moedeloosheid, ontmoediging, verslagenheid — Demotivation, Demotivierung, Entmutigung, Mutlosigkeit, Verzagtheit - dysphoria (en) - verveling — Langerweile, Langeweile, Langweiligkeit, Überdruß - animositeit, verbittering — Animosität, Erbitterung, Feindseligkeit, Verbitterung - penisnijd — Penisneid - milt, prikkelbaarheid — Jähzorn - medelijden — Mitleid - empathie, inlevingsvermogen — Einfühlungsvermögen - aviditeit, begerigheid, gretigheid, happigheid — Begierde, Eifer - exaltatie, extase, geestvervoering, opgetogenheid, trance, verrukking, vervoering, zinsvervoering — Ekstase, Entzücken, Schwärmerei - leefbaarheid — Entsagung, Lebensqualität - geluksroes, gelukzaligheid, heerlijkheid, zaligheid, zevende hemel — Glück, Glückseligkeit, Glücksgefühl, siebte Himmel, Wolke sieben - nirvana, nirwana — Nirvana, Nirwana - state (en) - driftbui, vlaag van woede, woedeaanval, woedeuitbarsting, woede-uitbarsting — Anfall von Wut, Ausraster, Koller, Raptus, Tobsuchtsanfall, Wutanfall, Wutausbruch, Zornausbruch, Zornesausbruch - irritatie — Reizung - comfort — Behaglichkeit, Komfort[Domaine]