sensagent's content
- definitions
- synonyms
- antonyms
- encyclopedia
Lettris
Lettris is a curious tetris-clone game where all the bricks have the same square shape but different content. Each square carries a letter. To make squares disappear and save space for other squares you have to assemble English words (left, right, up, down) from the falling squares.
boggle
Boggle gives you 3 minutes to find as many words (3 letters or more) as you can in a grid of 16 letters. You can also try the grid of 16 letters. Letters must be adjacent and longer words score better. See if you can get into the grid Hall of Fame !
English dictionary
Main references
Most English definitions are provided by WordNet .
English thesaurus is mainly derived from The Integral Dictionary (TID).
English Encyclopedia is licensed by Wikipedia (GNU).
Translation
Change the target language to find translations.
Tips: browse the semantic fields (see From ideas to words) in two languages to learn more.
last searches on the dictionary :
computed in 0.031s
analogical dictionary
passive - aanwijzend bijvoeglijk naamwoord, aanwijzend voornaamwoord, voornaamwoord — demonstrative, demonstrative adjective/pronoun, demonstrative pronoun - modus, wijs, wijze — modality, mode, mood - eerste naamval, nom., nominatief, nominativus — nominative, nominative case, subject case - attributief — allotting, assigning, attributing, attributive, prenominal - dependent, subordinate - strong - overgankelijk, transitief — transitive - intransitief, onovergankelijk — intransitive - nominal - adjectivisch, adjektivisch, bijvoeglijk — adjectival, adjective - grammatica, grammatika, juist spraakgebruik, spraakkunst, spraakleer, taalboek — grammar - buigingsleer, morfologie, vormleer — accidence, inflectional morphology - functiewoord — closed-class word, function word - subject — subject - levensvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, object, objekt, voorw., voorwerp — object - direct object, direkt objekt, lijdend voorwerp — direct object, object of the verb - indirect object, indirekt objekt, meewerkend voorwerp — indirect object - case, grammatical case - oblique, oblique case - acc., accusatief, accusativus, akkusatief, lijdend voorwerp, vierde naamval — accusative, accusative case, objective case - dat., datief, dativus, derde naamval, meewerkend voorwerp — dative, dative case - gen., genitief, genitivus, possessief, tweede naamval — genitive, genitive case, possessive, possessive case - aanspreekvorm, vocatief, vocativus, vokatief — vocative, vocative case - ablatief, ablativus — ablative, ablative case - woordschikking, zinsbouw, zinsconstructie, zinskonstruktie — construction, expression, grammatical construction - relative clause - nominale constituent — nominal, nominal phrase, noun phrase - rededeel, woordsoort, zinsdeel — form class, part of speech, word class - adj., adjektief — adjective - artikel, lidwoord — article - bepaald lidwoord, lidwoord van bepaaldheid — definite article - lidwoord van onbepaaldheid, onbepaald lidwoord — indefinite article - pronomen, vnw., voornaamwoord — pronoun - partikel — particle - number - persoon — person - persoonlijk voornaamwoord — personal pronoun - betrekkelijk voornaamwoord — relative pronoun - derde persoon — third person - genus, geslacht, woordgeslacht — gender, grammatical gender - praesens, presens, tegenwoordige tijd — present, present tense - aorist - verleden tijd, verleden tijd de — past, past tense - futurum, toekomende tijd, toekomst — future, future tense - deelwoord, dw., participium — participial, participle - onvoltooid deelwoord, tegenwoordig deelwoord — present participle - verleden deelwoord, voltooid deelwoord — past participle, perfect participle - overgankelijk werkwoord, transitief werkwoord — transitive, transitive verb, transitive verb form - intransitief werkwoord, onovergankelijk werkwoord — intransitive, intransitive verb, intransitive verb form - achtergeplaatst voorzetsel, achterzetsel, postpositie — postposition - term — term - grammaticus — grammarian, syntactician - Panini - overeenstemming — agreement, concord - coördinatievermogen, nevenschikking, parataxis — coordination - bepaling — limiting, modification, qualifying - aantonende wijs, indicatief, indikatief — common mood, declarative, declarative mood, fact mood, indicative, indicative mood - aanvoegende wijs, conjunctief, konjunktief, subjonctief, subjunctief — subjunctive, subjunctive mood - optatief — optative, optative mood - gebiedende wijs, imp., imperatief — imperative, imperative form, imperative mood, jussive mood - actief, activum, aktief, bedrijvende vorm — active, active voice - lijdende vorm, passief, passivum — passive, passive voice - aspect — aspect - perfective, perfective aspect - imperfective, imperfective aspect - verleden tijd — past simple, past tense, preterit, preterite[Domaine]