sensagent's content

  • definitions
  • synonyms
  • antonyms
  • encyclopedia

Lettris

Lettris is a curious tetris-clone game where all the bricks have the same square shape but different content. Each square carries a letter. To make squares disappear and save space for other squares you have to assemble English words (left, right, up, down) from the falling squares.

boggle

Boggle gives you 3 minutes to find as many words (3 letters or more) as you can in a grid of 16 letters. You can also try the grid of 16 letters. Letters must be adjacent and longer words score better. See if you can get into the grid Hall of Fame !

English dictionary
Main references

Most English definitions are provided by WordNet .
English thesaurus is mainly derived from The Integral Dictionary (TID).
English Encyclopedia is licensed by Wikipedia (GNU).

Translation

Change the target language to find translations.
Tips: browse the semantic fields (see From ideas to words) in two languages to learn more.

last searches on the dictionary :

computed in 0.047s


 » 

analogical dictionary

Kontaktcontact, voeling - begründen, bekräftigen, bestätigen, erhärten, festigenaffirmeren, bevestigen, confirmeren, geconfirmeerd - kommunizieren, sich in Verbindung setzenin contact komen - rüberbringenoverbrengen - fürsprechen, vermitteln, verwenden, zusammenarbeitenbemiddelen, contact leggen/onderhouden, een goed woordje doen, intercederen - aushandeln, verhandeln, zustande bringenafdingen, afpingelen, dingen, marchanderen, negotiëren, onderhandelen, pingelen, sluiten - bekehren, gewinnen, konvertieren, überzeugen, veranlassenoverhalen, overtuigen - anspornenaanmoedigen - dareinreden, das Wort abschneiden, dazwischenfahren, dazwischenreden, dreinreden, einhaken, einmischen, ins Wort fallen, über den Mund fahren, unterbrechenin de rede vallen, onderbreken, tussenbeide komen, zich - abweisen, verschmähenafkeuren, afvriezen, afwijzen, desapproberen, desavoueren, diskwalificeren, smalen, verachten, versmaden - akzeptieren, anerkennen, annehmen, anschließen, eingehen, tolerieren, zusagen, zustimmeninstemmen, toestemmen - abspringenachteruitkrabbelen, terugkrabbelen, uittreden - ablehnen, annullieren, aufheben, für ungültig erklären, rückgängig machen, verneinen, widerrufen, wiederrufenafschaffen, afschrijven, annuleren, breken, delgen, herroepen, opheffen, tenietdoen, terugtrekken - einwilligen, zustimmeninstemmen - besprechen, debattieren, diskutieren, erörtern, Meinungen austauschenbediscussiëren, bepraten, bespreken, bomen, discussiëren, discuteren, disputeren, doornemen, doorpraten, nababbelen, nakaarten, napraten, parlementeren, redekavelen, redetwisten, twisten - beharren, bestehenaandringen, aanhouden, insisteren - demonstrieren, offenbaren, vorführen, vormachenaantonen, demonstreren, de werking tonen van, openbaren, voordoen - ermahnen, rügen, tadelnterechtwijzen, vermanen - berichtigen, kasteien, korrigieren, strafen, züchtigenkastijden, louteren, tuchtigen - ausschelten, ausschimpfen, auszanken, Bescheid stoßenberispen - tadeln, vorwerfenkwalijk nemen, verwijten - update (en) - zweideutig redendraaien - verdrehen, verzerrenverdraaien, vertekenen, verwringen - depreciëren, geringschatten, minachten, neerkijken, neerzien, spugen - beckmessern, bekritteln, kritteln an, mäkeln anchicaneren, haarkloven, hakken, miereneuken, muggenziften, muggeziften, vitten, vitten op, ziften - anschwärzen, diffamieren, herabsetzen, niedermachen, schlechtmachen, verlästern, verleumden, verteufeln, verunglimpfenbelasteren, kritiseren, kwaadspreken, lasteren, zwartmaken - schmähenbelasteren, kwaadspreken - anpreisen, glorifizieren, lobpreisen, preisen, rühmen, verherrlichen, verklärenophemelen, prediken, preken, uitbundig prijzen, uitdragen, verheerlijken, verkondigen - herabsetzen, herunterspielen, schmälernkleineren - anfechten, angreifen, bestreiten, scharfe kritik üben an, zweifel hegen anbekampen, bestrijden, betwisten - herausfordern, streitenuitdagen, wraken - herantragen, unterbreiten, vorlegen, zu bedenken gebenin overweging geven, voorleggen - confereren, doktersvisite, visite - beweihräuchernbewieroken - ausgeben, erschmeichelnflemen, flikflooien, gatlikken, kontlikken, kruipen, meepraten, slijmen, strooplikken - verteidigenbehandelen, verdedigen, voorstaan - einbringen, einführen, präsentieren, vorlegen, vorstelleninleiden, introduceren, kennis laten maken met, presenteren, voorstellen - voorstellen - wünschenzeggen - herziehen über, lästern, tratschen, verleumdenroddelen, roddelen over - bedauern, bejammern, beklagen, beseufzen, betrauern, beweinen, jammern, lamentieren, leid tun, selbestsicher sein, wehklagenaftands, beklagen, betreuren, bewenen, jammeren, lamenteren, reclameren, rouwen, weeklagen, zeiken - aufschreien, ausrufenafroepen, exclameren, uitroepen, uitschreeuwen - schreienrazen, schreeuwen, tieren - verdraaien - aufhellen, aufklären, beleuchten, bereinigen, erhellen, erläutern, klären, klarlegen, klarmachen, klarstellenduiden, expliciteren, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen, verklaren - benennennoteren, opnoemen - aim (en) - darlegen, darstellen, entwickeln, sorgfältig ausarbeitenexpliciteren, in detail uitwerken, preciseren, toelichten, verdietsen, verduidelijken, verhelderen - aanstellen, acteren, bestikken, dramatiseren, komediespelen, spekken, toneelspelen - beschreiben, charakterisierenbestempelen, betitelen, karakteriseren, kenmerken, kenschetsen, kentekenen, kwalificeren, stempelen, tekenen, typeren - definieren, erklärendefinia aren - durchgehen, nachsagen, nachsprechen, nochmal sagen, wiederholenechoën, herformuleren, herhalen, nagaan, naspreken, navertellen, nazeggen, nog eens zeggen, oververtellen, repeteren - artikulierenuitspreken - artikulieren, ausquatschen, aussprechen, formulierenformuleren, onder woorden brengen, verwoorden - bestätigen - aussagen, bezeugenaantonen, bewijzen, getuigen, getuigen van, hardmaken, staven - anführen, beibringen, bezeichnen, vorbringenaanvoeren, naar voren brengen - bemerken, konstatierenopmerken - einzeln anführen, einzelne gehen, partikularisieren, spezifizierenspecialiseren - ansprechen, aufwerfenaankaarten, aansnijden, aanzwengelen, beginnen, entameren, komen - anspielenaanroeren, aanstippen, zinspelen - aim, drive, get (en) - fügen, hinzufügen, reihentoevoegen - klatschen, klönen, palavern, plappern, plaudern, plauschen, quasseln, quatschen, reden über, schnattern, schwatzen, schwätzen, tratschenbabbelen, brabbelen, kakelen, keuvelen, kleppen, klessebessen, kletsen, kletsmeieren, kouten, kwebbelen, kwekkebekken, kwekken, kwetteren, leuteren, parlevinken, praten, ratelen, rebbelen, rellen, roddelen, snappen, snateren, tateren - express, state (en) - aushöhlen, verlagerndoorsluizen, kanaliseren, overbrengen, overdragen, overrijden - einladenuitnodigen - invite, receive, take in (en) - draw (en) - eingehen, vorliegenaanhaken - ?durch Vermittler sagen, ausrichten, bestellen, mitteilen, übermitteln, zukommen lassencommuniceren, doorgeven, doorvertellen - give (en) - anmelden, einloggen, log in, sich anmelden, sich einloggenaanmelden, inloggen - combineren, relateren - Übertragunghet uitzenden - Kommunikationcommunicatie - Fotojournalismus - Anruf, Anschluß, Fernruf, Fernsprechverbindung, Telefonat, Telefongespräch, Telefonverbindung, Verbindungtelefoongesprek, telefoontje, telefoonverbinding, verbinding - R-Gesprächcollect-call, gesprek voor rekening van de opgeroepene - Radio, Rundfunkboordradio, radiocontact, radioverbinding, scheepsontvanger, scheepsradio - Fernsehen, Televisiontelevisie - AMAM - FM, UKWFM, frequentiemodulatie - Körpersprachelichaamstaal - Zwiegespräch - Diskussionsrundecolloquium, groepsgesprek, jaarvergadering, kringgesprek, symposion, symposium - Äußerung, sprachliche Äußerungtaaldaad, taalhandeling, taaluiting, uiting - Litaneilitanie - Fernfühlen, Gedankenlesen, Gedankenübertragung, Telepathiegedachtenlezen, telepathie, telepatie[Domaine]

-