zelf — osobnosť - meerderjarige, volwassene — dospelý - avonturier, fortuinzoeker, gelukzoeker, goudzoeker, vrijbuiter — dobrodruh, -žka - anomaly, unusual person (en) - adressant, benoemde, examinanda, examinandus, gegadigde, genomineerde, kandidaat, kandidate, kanshebber, kanshebster, rekestrant, rekwestrant, sollicitant, sollicitante, verzoeker, werkzoekende — uchádzač, vymenovaná osoba, žiadateľ, -ka - appointee, appointment (en) - kapitalist, kapitaliste, plutocraat — kapitalista - wie gevangen neemt — uchvatiteľ - changer, modifier (en) - color-blind person (en) - buma, burger, burgerman, burgermannetje, gewoon burger — prostý občan - communicator - concurrent, deelnemer, mededinger, medestrever, medestrijder — -a, súťažiaci - bloodaard, jakhals, laf, lafaard, lafbek, platbroek — zbabelec - maker, producent, scheppend, schepper, schepster, vervaardiger — tvorca - polemist - ing., ingenieur, ir., onderhoudstechnicus, techneut, technicus, technologe, technoloog — inžinier, technológ - cabaretier, cabaretière, conferencier, conférencier, conferencière, entertainer, kleinkunstenaar — kabaretný umelec - experimenter (en) - connaisseur, deskundige, deskundoloog, expert, kenner, routinier, schatter, specialist, taxateur, taxatrice — odborník - face (en) - dame, gleuf, gleufdier, juffrouw, mens, mevr., mevrouw, mokkel, mw., tante, vrouwmens, vrouwspersoon, vrouwtje, wijf, wijfie, zij — samica, samičí - einzelgänger, individualist, individualiste, solist — individualista - bewoner, bewoonster, ingezetene, inwoner, inwoonster — obyvateľ, užívateľ - autochtoon, inboorling, inboorlinge, ingeborene, inheemse, inlander, inlandse, inwoner, native, oerbewoner, oerbewoonster, oorspronkelijke bewoner, oorspronkelijke bewoonster — domorodec, rodák - ingénue, naïeveling, naïevelinge, onwetende - egghead, egg-head, highbrow, high-brow, intellectueel, intellektueel - jeugdboek, jongmens, kinderboek — mládenec, mladík, predstaviteľ mladých úloh - amant, galant, hartedief, hartediefje, hartelap, hartendief, hartendiefje, hartenlap, hartje, kloris, lief, liefje, liefste, lieveling, lieverd, lieverdje, lover, meisje, minnaar, schat, schatje, schattebout, vriend, vriendin, vrijer, vrindje — milenec - baas, concertmeester, hoofdman, koploopster, koploper, kopman, leider, leidersfiguur, leidsman, leidster, lijstaanvoerder, lijsttrekker, meester, meesteres, voorman, windbreker — vodca - baas, basserool, broger, gabber, gast, heer, heerschap, jongen, kerel, klant, knaap, man, mannetje, mannetjes-, mannetjesdier, manspersoon, meneer, mijnheer, pief, vent — muž, mužský, samčí, samec - zmenárnik - onderdaan, staatsburger — krajan, občan, štátny občan, štátny príslušník - nonreligious person (en) - nonworker (en) - evenknie, gelijk, gelijke, leeftijdgenoot, pair, peer, zo iemand/iemand — niečo podobné, niekto podobný - bijzitter, observant, observator, observatorium, observatrice, sterrenwacht, toeschouwer, waarneemster, waarnemer — pozorovateľ - percher (en) - voorloopster, voorloper - primitief, primitieven - gelovige - sensualist - reiziger - ongelukkige, ongelukskind — nešťastník - persona non grata - unskilled person (en) - arbeider, arbeidskracht, kracht, loontrekker, tewerkgestelde, werker, werkkracht, werkmier, werknemer — robotník - Afrikaan, Afrikaanse - person of color, person of colour (en) - moor, neger, negerin, nikker, roetmop, zwart, zwarte — černoch, černoška, černošský, čierny, neger, negri, -ška - Kaukasiër, witspeler - Indiaan, Westindiër, Westindische — rodený Američan - Slaaf, Slavisch, Slavische — Slovan, Slovanka - gentile (en) - Hebreeër, Hebreeuwer, Hebreeuws, Hebreeuwse, Israëliet, Jodin, Jood — Hebrej, Hebrejka, žid, židovka - Aries, Ram (en) - Bull, Taurus (en) - Gemini, Twin (en) - Cancer, Crab (en) - Leo, Lion (en) - Virgin, Virgo (en) - Balance, Libra (en) - Scorpio, Scorpion (en) - Archer, Sagittarius (en) - Capricorn, Goat (en) - Aquarius, Water Bearer (en) - Fish, Pisces (en) - afschuw, gruwel — hnus - abstinent — abstinent - boffer, bofkont, bollebof, gelukkige, geluksvogel, gelukzak, goudvink, mazzelaar, mazzelkont, succes — úspešný človek - amice, bekende, compagnon, deelgenoot, gabber, gezel, kameraad, kennis, kloris, kompaan, kornuit, liefje, maat, makker, meisje, schatje, vriend, vriendin, vrijer, vrind, vrindje — známosť, známy - acquirer (en) - active (en) - acteur, actrice, doener, iemand die iets doet, practicus, pragmaticus — pôvodca - jurylid — posudzovateľ, rozhodca - bewonderaar — obdivovateľ, obdivovatelka - aangenomen kind, adoptiekind, pleegkind - antagonist, antagoniste, opponent, opponente, opposant, opposante, tegenpartij, tegenspeelster, tegenspeler, tegenstander, tegenstandster, tegenstemmer, tegenstreefster, tegenstrever, vijand, vijandin, wederpartij — odporca, protivník, súper - advisee (en) - bepleiter, exponent, fakkeldrager, patroon, representant, strijder, verdediger, verdedigster, vertegenwoordiger — obhajca - affiant (en) - amateur, hobbyist, liefhebber, niet-professioneel — amatér - apprehender (en) - appreciator (en) - arrogator (en) - autoriteit, gezag — autorita - autodidact - kangoeroe mannetje - baby buster, buster (en) - bad guy (en) - bad person (en) - favus, kaalkop, kletskop - balker, baulker, noncompliant (en) - banderillero, matador, matadorspel, picador, stierevechter — toreádor - bader — kúpajúci sa - beard (en) - bedgenoot, bijslaap - beste — prvé miesto - bijter - blondine, blondje — blondínka - bodybuilder, body-builder, bodybuildster - bommengooier — človek, ktorý hádže alebo umiestňuje bomby - brunette — brunetka - buster (en) - examenkandidaat, examinandus, geëxamineerde, gegadigde, kand., kandidaat, sollicitant — kandidát - case (en) - cashier (en) - boemelaar, celebrant, feestganger, feestneus, feestnummer, feestvierder, fuifnummer, lolmaker, pretmaker - kameleon - beguiler, charmer (en) - benjamin — bábätko - chutzpanik (en) - closer (en) - clumsy person (en) - collectioneur, verzamelaar — zberateľ - combattant, kampvechter, oorlogspartij, strijder, strijdster, vechter, vechtster — bojovník - complexifier (en) - compulsive (en) - computer user (en) - contemplative (en) - bekeerling, bekeerlinge, convertiet, proseliet — konvertita - afkijker, na-aper, navolger - counter (en) - crawler, creeper (en) - schepsel — človek - beer, crediteur, niet{#169}Brit met Brits staatsburgerschap, schuldeiser — britský štátny príslušník, veriteľ - dancer, social dancer (en) - afgestorvene, overledene — mŕtvola, zosnulý - debaser, degrader (en) - debiteur, debitrice, gedelegeerde, lener, schuldenaar, schuldenares — dlžník - miešacie zariadenie - delayer (en) - fournisseur, leverancier, toeleverancier - demander (en) - derivačný člen, derivátor - disentangler, unraveler, unraveller (en) - andersdenkende, concurrent, dissident, mededinger, medestrever, medestrijder, protesteerder, protesteerster — disident, disidentský - divider (en) - domestic partner, significant other, spousal equivalent, spouse equivalent (en) - double, dubbel, dubbelganger, dubbelgangster, stand-in — dvojník - dresser (en) - pingelaar - cocaïneverslaafde, druggebruiker, drugsgebruiker - ectomorph (en) - effecter, effector (en) - Elizabethan (en) - emotional person (en) - endomorph (en) - enjoyer (en) - enrollee (en) - ontdekkingsreiziger, ontdekkingsreizigster, verkenner, verkenster — bádateľ - extravert, extraverte, extrovert, extroverte — extrovert - amateur, liefhebber — pochábeľ - faller (en) - fastener (en) - beheerder, boedelheerder, pandhouder, vogd — dôverník, splnomocnenec, správca majetku, zmocnenec - first-rater (en) - aanhanger, adept, adherent, leerling, volgeling — nasledovníčka, nasledovník - free agent, free spirit, freewheeler (en) - amice, compagnon, deelgenoot, gabber, gezel, kameraad, kloris, kompaan, kornuit, liefje, maat, maatje, makker, meisje, schatje, vriend, vriendin, vriendinnetje, vriendje, vrijer, vrind, vrindje — priateľ, priatelka - vluchteling, vluchtelinge, voortvluchtige — ktorý ušiel, na úteku, utečenec - gainer (en) - gainer, weight gainer (en) - gokker, gokster, speelster, speler — hráč - gatekeeper (en) - gatherer (en) - good guy (en) - good person (en) - granter (en) - greeter, saluter, welcomer (en) - grinner (en) - groaner (en) - grunter (en) - gisser, rader - gehandicapt, gehandicapte, invalide, minder-valide — postihnutá osoba - hater - hetero, heterofiel, heteroseksueel, heterosexueel — heterosexuál - flikker, handjeklap, holebi, homo, homofiel, homoseksueel, homosexueel, transseksueel — homosexuál, homosexuálny - homunculus (en) - hoop, toeverlaat — nádej - hoper (en) - huddler (en) - hugger (en) - immune (en) - polishouder, polishoudster, verzekerde, verzekeringneemster, verzekeringnemer, verzekeringsneemster, verzekeringsnemer - translateur, vertaler - binnenvetter, eigenheimer, introverte, in zichzelf gekeerd iemand, stille — introvert - Jat (en) - gem, jewel (en) - dodelijk, killer, moordenaar — hrdlorez, kto zabíja dobytok, smrteľný, vrah, zabijak - bloedverwant, bloedverwante, familielid, maag, nabestaande, nabestaanden, naverwant, verwant, verwante — príbuzný - kneeler (en) - knocker (en) - apprehender, knower (en) - large person (en) - Latijn — Román - laugher (en) - cursist, cursiste, kursist, kursiste, schooljongen — začiatočníčka - linkerhandschoen - leven, mensenleven - lightning rod (en) - polyglot, talenkenner, talenknobbel, talenwonder — polyglot - geletterde - liver (en) - longer, thirster, yearner (en) - loose cannon (en) - machine (en) - mailer (en) - ontevredene — rebel - figuur, homo sapiens, mens, mensenkind, persoon, sterveling, ziel — človek - manipulator — manipulátor, manipulátorka - man jack (en) - onanista - meter - non-bank client, nonmember (en) - mediotype, mesomorph, midrange somatotype (en) - miešanec - osoba priemerného vkusu - wonderdoener - odporca manželstva - mixed-blood (en) - modern (en) - mother hen (en) - maimer, mangler, mutilator (en) - namer (en) - naamgenoot — menovec - neglecter (en) - aanwonenden, buren, buur, buur; buurman, buurland, buurman, buurvrouw, evenmens, evennaaste, gebuur, medemens, naaste, nabuur, nevenman, omwonenden, tafeldame — sused - neutralist — neutrál - nevýznamný človek - nonparticipant (en) - nonperson, unperson (en) - niet-roker - nude, nude person (en) - nurser (en) - occultist - optimist, optimiste — optimista - orphan (en) - ostrich (en) - ejector, ouster (en) - kasteloze - buitenmens - bezitster, bezitter, eigenaar, eigenares — majiteľ - coddler, mollycoddler, pamperer, spoiler (en) - pansexual (en) - excuser, forgiver, pardoner (en) - associé, compagnon, coöperator, danser, danspartner, firmant, handelsgenoot, maat, medespeler, partner, tafeldame, teamgenoot, vennoot — spoločník - party (en) - passer (en) - persoon - imitatie — stelesnenie - perspirer, sweater (en) - philosopher (en) - van de lid selectiecommissie — tréner - pisser, urinator (en) - ontwerper, planner, planoloog — projektant - powderer (en) - preserver (en) - proband, proposita, propositus (en) - public relations person (en) - achtervolger — prenasledovateľ, prenasledovatelka - pussycat (en) - quarter (en) - lafaard — baba - diehard, extremist, hardliner, radicaal, radikaal, ultra — radikál - realist — realista - rectifier (en) - rode, roodharige, rooie, vuurtoren — ryšavec, ryšiak - registrant (en) - allayer, comforter, reliever (en) - repeater (en) - inlegger, redder, spaarder, verlosser - rester (en) - controller, restrainer (en) - revenant (en) - rijkaard, rijke, rijke stinkerd — milionárka - rechtshandige - riser (en) - romper (en) - bolkop - baas, bestuurder, bewindspersoon, leider, meester, meesteres, regeerder — člen správnej rady - rusher (en) - geleerde, geletterde, natuurwetenschapper, wetenschapper, wetenschapsbeoefenaar, wetenschapsman, wetenschapsmens — vedec - scratcher (en) - stakker, stakkerd, stumper, stumperd, zielepoot — podradný hráč, priemerný človek - cloud seeder, seeder (en) - visiteur — pátrač - gevoelsmens, romanticus — sentimentálny človek - sex object (en) - mover and shaker, shaker (en) - ondertekenaar, ondertekenaarster — signatár - lobbes, onnozele hannes — hlupáčik - dlháň - schuifster, schuiver, slipper, slipster - heloot, lijfeigene, slaaf, slavin — otrok - slave (en) - slaapkop, slaapmuts, slaapster, slaapzak, slaper — drichmeš, spachtoš - sloucher (en) - small person (en) - smasher (en) - smiler (en) - sneezer (en) - viesneus — feťák, fetovač - sniffler, sniveler (en) - snuffer (en) - snuffler (en) - socialiser, socializer (en) - soort - sounding board (en) - sphinx (en) - expectorator, spitter (en) - sprawler (en) - spurner (en) - scheeloog - smotherer, stifler (en) - stigmatic, stigmatist (en) - stooper (en) - struggler (en) - proefkonijn — pokusný králik - surrenderer, yielder (en) - prepper, survivalist (en) - overlevende - verdachte — podozrivý - tapper (en) - verleider — pokušiteľ - termer (en) - bedreiging, enfant terrible, lastpot — postrach - testateur — závetca - scrag, skin and bones, thin person (en) - third-rater (en) - thrower (en) - tijger - duggler, toucher (en) - reship, transfer, transferee (en) - transexual, transsexual (en) - tootsie, transvestiet, travestiet, travo - doorzetter, penseelstreek, toets, touche — kto niečo skúša - tyrant (en) - netvor, obluda - gebruiker, gebruikster, verbruiker, verbruikster — spotrebiteľ, užívateľ - vanisher (en) - benadeelde, dupe, gedupeerde, offerdier, pineut, slachtoffer — hlupák, ľahkoverný človek - Victoriaan — viktoriánec - visionary (en) - waiter (en) - waker (en) - walk-in (en) - needer, wanter (en) - jeugdlid, pupil, voogdijkind — chovanec, zverenec - krijger, krijgsman, krijgster, strijder — bojovník, bojovný - watcher (en) - bloemzak, slappeling, zwakkeling — slaboch - kronkelaar, kunstaas — neposedník - winker (en) - withholder (en) - getuige — svedok - yawner (en) - nul — úplná nula - idealist, idealiste — idealista - oningewijde — laik - boer, boerin, buitenman, buitenmens, kever, klei-os, landbouwer, landman, plattelander, provinciaal, veehouder — farmár, poľnohospodár, roľník, sedliak - computerprogrammeur, computerprogrammeuse, programmeur, programmeuse — programátor - arbeider, proletariër — robotníčka, robotník - slaper — spáč - cariye (tr) - behoeder, beschermer, beschermheer, beschermster, beschermvrouw, beschermvrouwe, bewaarder, bewaker, hoeder, protector, schutsheer, titelverdediger, verdediger, verdedigster, voogd — ochranca, strážca - curator, geadresseerde, ontvanger, ontvangster — príjemca - Europeaan, Europese - collega, medewerker, metgezel — spoločník - fabrikant, industrieel, producent, productiechef, productieleider, productmanager, product manager, produktiechef, produktieleider, produktmanager, programmamaker, vervaardiger — výrobca - held, heldin, toonbeeld — vzor, vzorný - aanstoker, aanstookster, betwister, concurrent, deelnemer, medeminnaar, provocateur, provocateuse, rivaal, rivale, uitdager — konkurenčný, konkurent, rival, súper, vyzývateľ - impresario, kermisbaas, kermisexploitant, kermisgast, kermisklant, producer, programmamaker, regisseur, theateragent — herec, manažér zábavného podniku, producent, vystavovateľ - docent, docente, frik, instructrice, leerkracht, leraar, lerares, onderwijsgevende, onderwijskracht, schoolfrik, schoolvos — pedagóg, profesor, učiteľ - native (en) - loved one (en) - abator (en) - abjurer (en) - agnost - ancient (en) - anti (en) - anti-American (en) - archaist (en) - assessee (en) - asthmatic (en) - birth (en) - blogger (en) - bluecoat (en) - censor (en) - counterterrorist (en) - invalide, kneus, kneusje — invalid - dove — nepočujúci - dieter (en) - dyslectic (en) - ethnic (en) - jumper (en) - jonger, jongst, junior, junioren - kink (en) - married (en) - monolingual (en) - mouse (en) - nonpartisan, nonpartizan (en) - nonresident (en) - player (en) - posturer (en) - segregate (en) - sex symbol (en) - showman (en) - kerel, sportieve meid — chlapík - stranger (en) - supernumerary (en) - tagger (en) - tagger (en) - totemist (en) - turner (en) - visually impaired person (en) - weasel (en) - worldling (en) - de laatste[Spéc.]

individualiteit — individualita[Propriété~]

eenmans-, individueel — pre jedného človeka[Rel.App]

humaan, menselijk, menswaardig[Rel.Pr.]

persoonlijk opvatten — označiť, zosobniť - personifiëren — vyjadriť - srefelijk, sterfelijk, sterfelijke — smrteľný - personhood (en)[Dérivé]

eigenheid, identiteit, individualiteit, personaliteit — osobitosť, osobnosť - anatomie, gedaante, gestalte, lijf, lijfje, ontleedkunde, verschijning, vlees — anatómia[Desc]

eenling (n.m.) • enkeling (n.m.) • figuur (n.f.) • iemand (n.) • individu (n. neu.) • indivíduum ( ) • jednotlivec (n.) • ľudský tvor ( ) • mens (n.m.) • menselijk wezen (n. neu.) • osoba (n.) • particulier (n.m.) • persoon  • smrteľník (n.) • sterveling (n.m.) • stervelinge (n.f.) • zelfstandige (n.) • ziel (n.)