sensagent's content
Lettris
Lettris is a curious tetris-clone game where all the bricks have the same square shape but different content. Each square carries a letter. To make squares disappear and save space for other squares you have to assemble English words (left, right, up, down) from the falling squares.
boggle
Boggle gives you 3 minutes to find as many words (3 letters or more) as you can in a grid of 16 letters. You can also try the grid of 16 letters. Letters must be adjacent and longer words score better. See if you can get into the grid Hall of Fame !
English dictionary
Main references
Most English definitions are provided by WordNet .
English thesaurus is mainly derived from The Integral Dictionary (TID).
English Encyclopedia is licensed by Wikipedia (GNU).
Translation
Change the target language to find translations.
Tips: browse the semantic fields (see From ideas to words) in two languages to learn more.
last searches on the dictionary :
computed in 0.062s
remover; deslocar — verhangen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; verleggen[ClasseHyper.]
deslocamento, movimento, mudança — beweging, mechaniek[Dérivé]
hangen, hechten, staan, stilstaan, stilzitten, stoppen, vastliggen, vastzitten[Ant.]
mover involuntariamente, mover reflexivamente — uitschieten - quicken (en) - stretch, stretch out (en) - klakken, klikken, klikklakken, knippen - flectir - om zich heen grijpen, verspreid worden, voortwoekeren, zich uitbreiden, zich verbreiden, zich verspreiden - estender-se — zich uitstrekken - potter, potter around, putter, putter around (en) - dançar, edançar — dansen - para trás ficar — terugvallen - hit the deck, hit the dirt (en) - gravitar - correr, voar - afastar-se, ceder a mão — inschikken, opschikken, opschuiven, opzij gaan, verschikken, voorrang geven - cut to (en) - balouçar — stampen - agitar, sacudir — hobbelen, schokken, voortschokken - abaixar-se — wegduiken - boiar — dobberen - wallow, welter (en) - debater-se, enroscar-se, espernear, estrebuchar, torcer, torcer-se — aftroggelen, kronkelen, spartelen, trappelen - oscilar — wankelen - sashay, sidle (en) - deslizar, ziguezaguear — schuchter lopen, zich een weg banen - etc. altaneiramente, passar/entrar — rollen, slingeren, strijken - vasculhar, vassourar - agitar, mexer, movimentar — wiebelen - chop (en) - mutuar, reciprocar - zwaaien - nod (en) - bater - bater, pulsar — kloppen, slaan, stampen - oscilar — wankelen - saltar — bokken, liften - chanfrar, empurrar, falar em jargão, inclinar, rodear — geren, glooien, kantelen, neigen, omrollen, wentelen - oscilar — wankelen - agitar, bater, estar confuso — door, karnen, woelen, zieden - esgueirar-se — doorslippen, sluipen - abanar, estremecer — afschudden, agiteren, drillen, in beweging brengen, rammelen, schudden - vibrar — trillen, vibreren - jerk, twitch (en) - flip, twitch (en) - partir — breken - bater — agiteren, roeren, verroeren - bater, provocar — opwekken - dançar — dans, dansen, dansje - andar aos tropeçOes, tropeçar — strompelen, struikelen, struikelen over, verstappen - hesitar, vacilar — wankelen - bater, ondular — afgolven, krullen, wapperen, wuiven, zwaaien - agitar-se — krioelen - dar a volta, virar-se — draaien, omgaan, zich omdraaien - saltar, sobressaltar — opschrikken, opspringen, schrikken - mope, mope around (en) - montar, subir — beklauteren, beklimmen, bestijgen, opstijgen - climb (en) - atirar-se, saltar — bespringen, omhoog springen, overslaan, springen, springen over, verspringen, zich werpen - wegspringen - get down (en) - bater, levar — meenemen, nemen - balançar — schommelen, wippen - abandonar, apagar, desligar, partir, sair — ontsnappen, uitgaan, uitvoegen - separar, separar-se — afscheid nemen, afsplitsen, uiteengaan, uit elkaar gaan, zich delen, zich scheiden - bifurcar, divergir — uiteenlopen - lean, list (en) - bater, mexer — doedelen - unir-se - apressar-se — druk in de weer zijn, roezemoezen, roezen - mexer-se — niet stil kunnen zitten, spelen, stoeien - fazer cera, levar o seu tempo — beiden, de tijd nemen, dralen, dreutelen, lijmen, lijntrekken, neutelen, talmen, teuten, treuzelen, tutten - assustar-se, coice (da arma), encolher-se, recuo — bang worden, huiveren, ineenduiken, ineenkrimpen, ineenschrompelen, krullen, schrikken, terugdeinzen voor, terugschrikken - arremessar, atirar-se a, precipitar-se — denderen, inkwakken, uitvallen - descer a pique, mergulhar sobre — stoten - luir — lopen, stromen, vloeien - correr, fluir — lekken, lopen, stromen, uitlopen, uitmonden, uitstromen, uitvloeien, vallen, vervloeien, vlieten, vloeien - flurry (en) - streak (en) - heave (en) - bater - ribombar, trovoar - snap (en) - bater — klapperen - agitar, bater - hinkelen, hinken, hinkepinken, hippelen, hippen, huppen, pikkelen, wippen - rodar — draaien - ceder, desviar-se, esquivar — ontwijken, opzijgaan, uit de weg gaan, uitwijken, wegspringen, wijken - escafeder-se, escapar-se, esquivar-se, tirar — ontwijken, snel uittrekken, wegglippen, zich uit de voeten maken - throw (en) - afastar-se, deixar entrar, deixar passar — aan de kant gaan, laten passeren, opzij gaan, opzij stappen, plaats maken, plaats maken voor - bailar, balouçar, dançar — laten rijden - grab (en) - cut (en) - close (en) - doorkoken - carregar, colocar, meter, pôr, posar — deponeren, doen, leggen, neerleggen, neerzetten, opstellen, poseren, steken, stoppen, zetten - impulsionar, propulsar, propulsionar, tocar — aandrijven, bewegen, stuwen, voortbewegen - mudar, mudar de casa, mudar-se, viagem — migreren, verhuizen, verkassen - estremecer — beven - transportar — overbrengen, transporteren, vervoeren, voeren - congregar-se, reunir-se — samenbrengen, samenkomen - strike out (en) - jump, jump off, leap (en) - slip (en)[Spéc.]
deslocamento, movimento, mudança — beweging, mechaniek[Dérivé]
mobilizar — rondsturen, rondzenden, verspreiden - deslocar, mover, remover — bewegen, verhangen, verleggen, verplaatsen, verroeren, verschuiven, verzetten - move out, remove, take out (en)[Cause]
exercitar, malhar, treinar, treinar-se — sparren, trainen - carregar, transportar — dragen - enxertar, transplantar — enten, inenten, overenten, overplanten, transplanteren - empurrar, forçar — aanduwen, douwen, drukken, duwen, opschuiven, persen[Domaine]
hangen, hechten, staan, stilstaan, stilzitten, stoppen, vastliggen, vastzitten[Ant.]
omgooien (v.)
-