sensagent's content

  • definitions
  • synonyms
  • antonyms
  • encyclopedia

Lettris

Lettris is a curious tetris-clone game where all the bricks have the same square shape but different content. Each square carries a letter. To make squares disappear and save space for other squares you have to assemble English words (left, right, up, down) from the falling squares.

boggle

Boggle gives you 3 minutes to find as many words (3 letters or more) as you can in a grid of 16 letters. You can also try the grid of 16 letters. Letters must be adjacent and longer words score better. See if you can get into the grid Hall of Fame !

English dictionary
Main references

Most English definitions are provided by WordNet .
English thesaurus is mainly derived from The Integral Dictionary (TID).
English Encyclopedia is licensed by Wikipedia (GNU).

Translation

Change the target language to find translations.
Tips: browse the semantic fields (see From ideas to words) in two languages to learn more.

last searches on the dictionary :

computed in 0.125s


 » 

analogical dictionary

oproepen, wekkenéveiller - in slaap brengen, in slaap doen vallen, in slaap sussenendormir - aantasten, stemmenagir sur - aanhalen, verversenrafraîchir - bemesten, bevruchten, inseminerenféconder, fertiliser, inséminer - faire souffrir, indisposer - huilenpleurer - etiolate (en) - endurcir - converteren, omvormen, omzetten, transformerenconvertir - opaliser - arterialise, arterialize (en) - krijgen, stemmenrendre - échanger - vasculariser - décrépiter - suburbaniser - radicaal veranderenrévolutionner - etioleren - barbarise, barbarize (en) - alkalinise, alkalinize (en) - mythiseren, mythizeren, mythologiseren, mythologizeren, mytiseren, mytologiseren, tot een myte maken, tot een mythe makenmythifier - allégoriser - ontmythologiseren - brengenmener - coarsen (en) - van invloed zijn opaffecter, impacter, toucher - alchimiser - alcooliser - vormen, vormgevenfaçonner, former - afrondenarrondir - ophangensuspendre - versoberen - reconstruct (en) - naar boven jagen, verhogenallonger, augmenter, étendre - lever le pied - assimilerenassimiler - dissimiler - omzetten, wisselencommuer, échanger - animer - deblokkeren, opschonen, schonen, vrijmakendébarrasser - aanwakkeren, activeren, opwekken, opwinden, prikkelen, prikkelenddéclencher - activer - verticuterenaérer - activer - inactiver - afstompen, stillen, versuffenamoindrir, émousser - herbouwen, ombouwen, overmaken, verbouwen, verspijkeren, vertimmeren - bezorgen, editen, monteren, redigeren, uitgevenéditer, préparer pour une publication - monter - chasten, subdue, tame (en) - modérer - beteren, beter maken, bijspijkeren, bijstellen, bijwerken, perfectioneren, vervolmakenaméliorer, apporter des améliorations, bonifier, changer en bien, changer en mieux, rendre meilleur - erger maken, escaleren, slechter maken, verergeren, verscherpen, verslechteren, verzwarenaggraver, empirer, exacerber - begieten, gieten, natmaken, nat maken, plassen inmouiller, rafraîchir - afdrogen, dehydreren, doen opdrogen, drogen, droogleggen, droogmaken, droogstoken, droogzetten, opdrogendessécher, sécher - lubricate (en) - harden, pantseren, versterken, wapenenfortifier, renforcer - alcooliser - afzwakken, bagatelliseren, ondermijning, verslappen, verzwakkenaffaiblir, amollir - blunt (en) - oxyderenoxyder - aaneensluiten, binden, een fusie aangaan, fuseren, fusioneren, groeperen, overgaan in, samenkomen, samenvloeien, scharen, uniëren, unificeren, uniformeren, verenigen, vervlakkenfusionner, mêler, se fondre, unifier, unir - doen verouderen, oud doen worden, verouwelijkenrendre vieux, vieillir - rijpen, volwassen wordenmûrir, rendre mûr - rendre antique - antiquate (en) - gevormd, ontplooien, ontwikkelen, vormenfaire pousser - adoucir, amollir, assouplir, ramollir - aantasten, benadelen, beschadigen, blutsen, breken, butsen, deuken, doorbreken, duperen, havenen, indeuken, nadeel toebrengen, schade berokkenen aan, schaden, schade toebrengen, schenden, slecht zijn vooramocher, détériorer, endommager, esquinter - ossifier - acerbate (en) - stabiliseren, stabilizerenstabiliser - destabiliserendéstabiliser - sensibiliser - désensibiliser, insensibiliser - een gewoonte maken van, ergens bekend mee raken, geweest zijn, gewend zijn te, gewennen, gewoon zijn te, op dreef komen, vroeger gedaan hebben, wennen, zich aanwennenaccoutumer, avoir l'habitude, contracter l'habitude, prendre l'habitude - in de war brengen, in de war maken, ontregelen, rommelen in, verknoeienchambarder, déranger, gâcher, mettre en désordre - décolorer - inkleuren, kleuren, tintencolorer, colorier - vlekkenfaire des taches sur, tacher - colorer, prendre une couleur, prendre une teinte - lelijk maken, verlelijkenenlaidir, rendre plus laid - ontstemmen - afstellen, bijstellen, gelijkzetten, instellen, stellen, verstellenrégler - mettre - ongeschikt makenrendre inapte - africhten, dresseren, drillen, tam maken, temmenapprivoiser, domestiquer, dompter, dresser - verbreden, verruimen, verwijdenélargir - dehydrogeniserendéshydrogéner - hydreren, hydrogenerenhydrogéner - oxygéner - donkeren, duisteren, verdonkeren, verduisteren, zwart maken, zwart wordenassombrir - helder maken, helder worden, oplichtenéclairer - vervagen, wegdoezelenbrouiller - gedeeltelijk verborgencacher, chiffrer - aan het gezicht onttrekken, uitwissen, verschansen, verschuilen, wegkruipencacher, masquer - kokencuire - afslanken, lijnen - fêler - dissoudre - afbreken, afsluiten, beëindigen, besluiten, een einde maken aan, eindigen, ophouden, sluiten, stoppen, termineren, verijdelenachever, arrêter, clore, finir, mettre fin, terminer - désembuer - concentrer, condenser - afkoelen, bekoelen, koelen, verkoelenréfrigérer, refroidir - opwarmen, verhitten, verwarmen, warmenchauffer, faire chauffer - opwarmen, stoken, verhitten, verwarmen, warmenattiédir - aan de kook brengen, koken, opkokenfaire bouillir, porter à ébullition, porter à l'ébullition - bevriezen, invriezen, vriezencongeler, geler - blaren veroorzaken, krijgenformer des ampoules/cloques - omschakelen, switchenéchanger - altereren, omzetten, transponerentransposer - herleiden, overgaan, overschakelen, overspringen, overstappenpasser - transform (en) - transformer - transform (en) - transmuterentransmuter - aanpassen, metamorfoseren, omtoveren, transmuteren, veranderenchanger, convertir, modifier, transformer - ash (en) - metamorfoseren, omvormen, transformerentransformer - beterenrééduquer - bekeren, converterenconvertir - Islamise, Islamize (en) - omkeren, overhoophaleninverser, mettre sens dessus dessous, renverser, retourner - invert (en) - op bestelling makencustomiser, personnaliser - persoonlijk opvattenindividualiser, personnaliser - verzakelijkendépersonnaliser - sharpen (en) - dalenaplatir - désintégrer - magnetiserenaimanter, rendre magnétique - demagnetiseren, ontmagnetiserendémagnétiser - eenvoudig voorstellen, simplificeren, vereenvoudigen, vergemakkelijken, versimpelensimplifier - compliceren, doorborduren, voortbordurencompliquer - refine (en) - complicerencompliquer - compresser, pressuriser - centraliseren, centralizeren, samentrekkencentraliser - decentraliseren, decentralizerendécentraliser - socialiser - aangorden, gereedmaken, installeren, instrueren, klaarmaken, opmaken, prepareren, voorbereiden, warmdraaien, zorgen voorarranger - internationalisereninternationaliser - bolcheviser - europeaniseren, vereuropeseneuropéaniser - europeaniseren, vereuropeseneuropéaniser - verdierlijken - amerikaniseren, veramerikaansenaméricaniser - verfransenfranciser - beschaven, civiliseren, civilizerenciviliser - nationaliseren, nationalizeren, socialiserenétatiser, nationaliser - denationaliseren, denationalizeren, privatiserendénationaliser, désétatiser - naturaliseren, naturalizerennaturaliser - denaturaliseren - naturaliserennaturaliser - dénaturaliser - égaliser - egaliseren, egalizeren, gelijk makenégaler, égaliser - opstijven, verstevigenépaissir - losdoen, losdraaien, losgaan, loskrijgen, loslaten, losmaken, losnemen, losser maken, lostrekken, verslappen, vrijlatendesserrer, détendre, lâcher, libérer, relâcher - aandraaien, dichtknopen, spannen, strakker doen worden, verstevigenresserrer, serrer, tendre - transitiver - detransitivise, detransitivize, intransitivise, intransitivize (en) - aandikken, binden, verdikkenépaissir, s'épaissir - full (en) - diversifia aren, diversifiërendiversifier - verschalen, verslaan - retarder - beknibbelen, beknibbelen op, besnoeien, gereduceerd, korten, minderen, reduceren, snoeien, terugbrengen, verkleinen, verminderen, verminderen metdiminuer, minimiser, réduire, rogner - uitpersen, vloeibaar makenliquéfier - solvate (en) - dissolve (en) - validerenvalider - nietig verklaren, ongeldig maken, ongeldig verklareninvalider, vicier - ledigen, leeghalen, leegmaken, legen, opdrinken, opzuipen, uithalen, uitpompenvider - aanvullen, bijladen, bijvullen, dempen, dichtgooien, navullen, opstoppen, opvullen, plempen, toegooien, volgieten, vol maken, volpompen, volschenken, vullenemplir, faire le plein, remplir - verzadigensaturer - cailler - rendre bruyant - normaliserennormaliser - transformer - neutraliser - commercialiseren, commercializeren, te koop aanbieden, vercommercialiseren, vercommercializerencommercialiser, mettre en vente - flocculeren, purificeren, purifiëren, reinigen, zuiverenpurifier - mécaniser - automatiseren, automatizerenautomatiser - automatiser - mécaniser - accorderen, afstemmen, harmoniëren, harmoniseren, in harmonie brengen, samenklinkenarranger, harmoniser - polarise, polarize (en) - transfigureren, verheerlijkenglorifier, rendre gloire - opwerkencontaminer - devaluerendévaloriser - isoler - calcifier - geürbaniseerd, industrialiseren, urbaniseren, verstedelijkenurbaniser - urbaniser - émulsifier, émulsionner - démulsifier - decarboxylate (en) - nazifier - bemesten, mestenfertiliser - klarenclarifier - aangeven, aanwijzen, bevlekken, bevlekt worden, kenmerken, markeren, merkenmarquer - barb (en) - nick (en) - buiten werking stellen, diskwalificeren, onbruikbaar makendésactiver, mettre hors service - in staat stellenautoriser, permettre, rendre...capable de - de-emphasise, de-emphasize, destress (en) - mals makenattendrir - charge (en) - veraangenamen, verzachten, verzoeten, zoetenadoucir, rendre plus agréable - iodinate (en) - ionate (en) - archaïserenarchaiser - donner forme à - officialiser - verwesteren, verwestersenoccidentaliser - orientalise, orientalize (en) - acétalyser, acétylate - achromatiser - collimate, parallel (en) - camp (en) - klassiek maken - conventionalise, conventionalize (en) - décimaliser - duizelig makenfaire tourner la tête - vergiftigenempoisonner, mettre du poison dans - veruiterlijkenextérioriser, externaliser, factualiser, objectiver - aantrekkelijk makenpeindre sous de belles couleurs - introvertir - laïciseren, seculariserenlaïciser - politiseren, politizeren, verpolitiekenpolitiser - proof (en) - romanticise, romanticize (en) - rusticate (en) - saucer - rendre peu profond - spannentendre - steiler wordendevenir plus raide - scrambelen, vervormenbrouiller - ontcijferen, verstaandéchiffrer - unsex (en) - verglazenvitrifier - pall (en) - saponifier - expand, extend (en) - suspendre - bemodderen, vertroebelensalir, troubler - transformer - opheffen, verheffen, verhogensortir - ruw maken, ruw worden, verruwendevenir brutal, rendre rude - dinge (en) - diaboliser, sataniser - diaboliser - vergeestelijken - immaterialise, immaterialize, unsubstantialise, unsubstantialize (en) - animate, animise, animize (en) - opschonen, schonenéclaircir - dynamise, dynamize (en) - dynamise, dynamize (en) - rarefy, sublimate, subtilize (en) - evaporeren, verdampen, vervliegen, vervluchtigenfaire évaporer, volatiliser - uniformiser - symmetrisch makensymétriser - vereeuwigenimmortaliser - denaturerendénaturer - denaturerendénaturer - dénaturer - sanitise, sanitize (en) - verbifier - changer, déplacer - sputter (en) - traîner - transformer - dope (en) - prostrate (en) - excite (en) - énergiser, exciter - shake (en) - outmode (en) - pimenter - raccourcir - think (en) - faire - causer une déflation, être déflationniste - causer une inflation, être inflationniste - relancer l'économie - digitaliserendigitaliser, numériser - gelatinise, gelatinize (en) - recombiner - effeminise, effeminize, feminise, feminize, womanize (en) - masculiniser, viriliser - masculiniser - faire dissoner - sexualiser - schematiseren, schematizerenschématiser - patent (en) - constitutionalise, constitutionalize (en) - rationaliser - plastificerenplastifier - rarefy (en) - heiden makenpaganiser - incandescer, rendre incandescent - désaminer - angulate (en) - circulariser - sensibiliser - sensibiliser - depolariserendépolariser - intensifier - isomerise, isomerize (en) - legitimate (en) - vaporiser - industrialiseren, industrializerenindustrialiser, mécaniser - opacifier - opsoniser - militariser - nationaliser - recommend (en) - sentimentaliser - solemnise, solemnize (en) - territorialiser - transaminate (en) - transfigurer - dessanctifier - vésiculer - visualiser - diaprer - ventilate (en) - vivifier - vulgariser - assouplir - professionaliseren, professionalizerenprofessionnaliser, rendre professionnel - rendre obscène - immobiliser - transformer en arme, utiliser comme arme - obnubiler - moderate, tame, tone down (en) - benevelen, overschaduwen, verbijsteren, verduisteren, verwarrendéconcerter, dérouter, embrumer, obscurcir - synchroniser - matigenadoucir, modérer - militariseren, militarizerenmilitariser - afketsen, afspringen, afstuitenécraser - aanzetten, mesten, vetmestenengraisser - knoeiendéranger, toucher - afstompen, dof makenternir - bot makenémousser - scherpen, slijpenaffiler, affûter, aiguiser - coarsen (en) - losmaken - losmakendéfaire - besnaren, bespannen, snaren aanbrengenmonter une corde - straighten, straighten out (en) - bring (en) - alliëren, amalgameren, legeren, mêleren, mengen, mixen, samendoen, samengaan, samensmelten, samenvoegen, synthetiseren, unificeren, uniformeren, verenen, verenigen, vermengen, vervlakken, zich mengenmêler, unir - belasten, drukken, laden, opladencharger - mettre - doen, kuisen, opdoen, opruimen, reinigen, reinigend, schoonmaken, wegruimennettoyer, rendre propre - bekladden, besmetten, bevuilen, vuilmakensalir, saloper, souiller - depress, lower (en) - déformer - break, break up (en) - veranderenaltérer - aankleden, bewerken, decoreren, opgesmukt, opluisteren, opsieren, opsmukken, optooien, optuigen, ornamenteren, tooien, verfraaiendécorer, embellir - humaniseren, vermenselijkenhumaniser, s'humaniser - vernederenrendre humble - vervreemdenaliéner - right (en) - bedwelmen, benevelendésensibiliser - deodoriseren, desodoriserendésodoriser - ontwikkelendévelopper - brouiller - verblindenaveugler, rendre aveugle - changer d'intensité - changer la saveur, changer le goût - capturer - verlenenajouter, apporter, conférer, donner, faire avoir - rétablir - liberaliserenlibérer - bestraffen, compenseren, goedmaken, vergoeden, verzoenencompenser, corriger, dédommager, redresser - democratiserendémocratiser - neutraliser - corrumperen, perverteren, verliederlijkencorrompre, dépraver, dévoyer, pervertir - loosen, relax (en) - flocculate (en) - turn (en) - cohérer - overladen, overplaatsen, overplanten, transporterentransporter - betrekken, donkeren, duisteren, schemeren, versomberenmettre les feux de croisement - brighten (en) - adoucir - shade (en) - ophouden, retarderen, vertragendécélérer, freiner, ralentir - accelereren, optrekken, sjezen, sneller gaan, vaart krijgenaccélérer, de la prendre vitesse - embrittle (en) - produire des bulles - radicalize (en) - eroticize, sex up (en) - piggyback (en) - port (en) - lifehack (en) - cloud (en) - substitueren, terugleggen, vervangenmettre en place de, remplacer, substituer - unify, unite (en)[Spéc.]

action de faire devenir, action de rendre[Nominalisation]

aanpassing, alteratie, verandering, wijzigingchangement, modification - accommodatie, adaptatie, alteratie, assimilatie, bijstelling, modificatie, modifikatie, mutatie, wijzigingaltération, changement, modification - veranderingvariante - afwisseling, alteratie, alternantie, alternatie, alternering, keer, variatie, variëteit, verandering, wending, wijzigingchangement, modification - perturbateur des usages - veranderingchangement - veranderingchangement - wijzigbaarmodifiable - altérable[Dérivé]

altérer (v. trans.) • changer (v. trans.) • helpen (v.) • modifier (v. trans.) • veranderen (v.)

-