beknopt, pot{#169} — condensé, en pot - aanspreekbaar, bereikbaar — accessible - inatteignable - dead-on (en) - heet, hitsig — chaud - glad, uitgeslapen - ziedend — furibond - boos — irrité - livide - dinky (en) - sexuellement attirant - primo (en) - angstig, angstvallig, bang, bangelijk, bangig, beducht, kleinmoedig, kopschuw, schichtig, vreesachtig — craintif, froussard, peureux, pleutre, poltron, trouillard - cassé - aartslui, arbeidsschuw, gemakzuchtig, lui, vadsig, werkschuw — cossard, faignant, fainéant, feignant, flémard, flemmard, paresseux - incertain - versuft — sonné - suf — abruti - buddy-buddy, chummy, thick (en) - togged (en) - poedelnaakt, spiernaakt — tout nu - starkers (en) - comfortabel, gemakkelijk, geriefelijk, gerieflijk, komfortabel — confortable - bedorven — pourri - ébranlé, secoué, très affecté, troublé - bigle, bigleux - knocked-out (en) - licked (en) - très désirable - done for, gone, kaput (en) - tall (en) - makkelijk — pépère, tranquille - flat-footed (en) - steen- — camé, défoncé - verlangend — anxieux, impatient, très désireux - chicos - het up (en) - dol, fervent — fervent, gaga - sans fioriture, sans fioritures - dol op - big-ticket, high-ticket (en) - cool - chic, superchic - in - fossile, préhistorique - bekakt, chic, duur, elegant, elegante — chic, cossu, huppé - chouette, classe - kreurel, lam, mank - stinkend — malodorant - vriendschappelijk — copain - gavé - bijtend, buitengewoon, eersteklas, geweldig, magnifiek, niet slecht, prachtig, sensationeel, tiptop, uitstekend — épatant, excellent, extra, extraordinaire, formidable, génial, géniale, incroyable, merveilleux, sensas, sensass, sensationnel, super, superbe, terrible - hopeloos — nul - beroerd, schijt-, stront- — - de merde, merdique, minable, nase, naze, pourrave - en bois, sans provision - nijdig — fâché, irritable - hétérosexuel, non homosexuel - onbetaalbaar — à se taper le cul par terre, bidonnant, boyautant, crevant, désopilant, exhilarant, gondolant, hilarant, impayable, poilant, rigolboche, roulant, tirebouchonnant, torboyautant, tordant, transpoil, transpoilant - slap, zwak - groot — grand, gros - futiel — insignifiant, lilliputien - trivial - branché - aanmatigend, hoogmoedig, trots — de haut niveau - geweldig, gigantisch, kolossaal, reusachtig, zeer groot — énorme, monstre - kolossal — de taille d'homme - kolossaal — énorme, raclé - luttel, minuscuul, nietig, onsamenhangend, piepklein — rikiki, riquiqui - minable - hot (en) - enregistré pour diffusion publique - préféré - maudit - blood-and-guts (en) - bodacious (en) - all-fired (en) - décemment habillé - saam - geweldig — épouvantable - sacré - soldé - bloqué - hallucinogène - dressy (en) - en vogue - gek, onzinnig, verzot — fou - holklinkend, hoogdravend, klinkend — grandiloquent - gewichtig, overdreven, positiebewust — parvenu - white-shoe (en) - juteux - clean - cool (en) - dubieus, onzeker, suspect, suspekt, twijfelachtig, verdacht — douteux, louche, suspect - lunatique - afgejakkerd, getikt, krenterig, kronkelend — atteint, barjo, barjot, cinglé, dérangé, détraqué, dingo, dingue, folasse, foldingue, folingue, follet, foutraque, frapadingue, frappé, marteau, piqué, ravagé, roillé, siphonné, toqué, tordu - goed dan — en bon état, en bonne condition - énième, nième, n-ième - hot (en) - gezellig - bedorven — mauvais - shy (en) - eersteklas, eerste klas, klasse, prima, super, uitstekend — d'élite, de choix, de classe, de premier choix, de première classe, de première qualité, excellent, exquis, extra, extrafin, extra-fin, super - enorm, formidabel — formidable, terrible - goedkoop, rot — minable - mauvais - estomaqué - opensperrend — aux yeux exorbités - jiggered (en) - buttoned-up (en) - pumped, pumped up, pumped-up, wired (en) - sober — économe, économique - mat — à bout, accablé de fatigue, fourbu, harassé, vidé - doodop, kapot — claqué, crevé - benauwd, zwoel - knock-down-and-drag-out, knockdown-dragout (en) - farfelu, loufoque, ridicule - boiling (en) - compleet, des te, geheel, helemaal, totaal, tot op het bot, volledig — à l'os, complètement, tout, tout à fait - plum, plumb (en) - goed, prima — très bien - ergens, om het even waar, waar dan ook — n'importe où - ergens, op de een of andere plek — qqpart, quelque part - alom, overal, overal waar — partout, un peu partout, urbi et orbi - grondig — complètement - anon (en) - duidelijk, eenvoudig, eenvoudigweg, eerlijk, gewoon, gewoonweg, kennelijk, klaarblijkelijk, ronduit, simpel, simpelweg, zichtbaar — clairement, de toute évidence, manifestement, visiblement - afschuwelijk, buitengewoon, danig, verschrikkelijk, vreselijk — affreusement, à l'extrême, effroyablement, terriblement - zonder mankeren — par tout moyen, sans faute - al sla je me dood, helemaal niet, in geen geval, in geen geval!, voor geen goud — absolument pas, certainement pas, en aucun cas, jamais de la vie, jamais de la vie!, nullement, sûrement pas - degelijk, diep — judicieusement - flop, right (en) - forever, forever and a day (en) - cordialement et sans tarder - lang, ver — à distance - althans, in elk geval, in ieder geval, tenminste — à tout le moins, au minimum, au moins, du moins, en tout cas, tout au moins - irregardless (en) - dat... ook, echt, goed, inderdaad, met zekerheid, natuurlijk, okee, precies, safe, vertrouwd, zeker — avec certitude, bien, bien sûr, certainement, certes, d'acc, d'accord, d'accord!, effectivement, en effet, justement, O.K., ok, précisément, réellement, sûrement, tout de même, tout juste, très bien, véritablement, vraiment - gemakkelijk, gewillig, makkelijk, vlot — aisément, facilement - easy, soft (en) - langzaam, langzaamaan, traag, traagjes — au ralenti, avec lenteur, lentement, paresseusement - vergezocht — tiré par les cheveux - als een gek — comme un perdu - hopeloos — sans espoir - pardoes - ruw — brutalement - geweldig — énormément - pardoes - botweg - lieflijk — agréablement, doucement, gentiment - firewall (en) - dose de réconfort - heavy lifting (en) - occupation - no-brainer (en) - jeu risqué - snogging (en) - wash (en) - agressivité, violence - plaisanterie - enfer - dickeybird, dickey-bird, dickybird, dicky-bird (en) - lamprei, prik — lapereau - bib-and-tucker (en) - delf (en) - funny wagon (en) - ghetto-blaster, gros radiocassette - tas de ferraille - caleçon - main drag (en) - put-put (en) - rattehol, rattenest, rattenhol, rattennest - ratteklem, rattenklem - redbrick university (en) - Ritz (en) - chose pour se rassurer - schiettent — centre d'injection supervisée, salle de consommation à moindre risque, salle de shoot - zondagse kleren — habits du dimanche - oorlogsverf — peinture de guerre - fumée - klasse — classe - setup (en) - grit, lef, moed, split, strooizand, zand, zandgrond, zandkorrel, zandvlakte — courage, cran - afstand, vervreemding — distance - kledingmaat — taille - énormiité - belemmering, hinderpaal, karwei, sta-in-de-weg — corvée - hot stuff, voluptuousness (en) - blik, gezichtsorgaan, gluurder, kijker, kijkers, oculus, oog, pottekijker, pottenkijker, schenkkurk, voyeur — calot, coquillard, mirette, œil, quinquet - peeper (en) - slurf, zuigorgaan — trompe - aangezicht, bek, bovenkamer, fysiognomiek, fysionomie, gelaat, gelaatkunde, gezicht, smoel, smoelwerk, tronie — bille, binette, bobèche, bobine, bobinette, bougie, bouille, bouillotte, burette, caisson, cassis, cerise, ciboulard, ciboule, citron, face, faciès, figure, fraise, frimousse, frite, gaufre, gueule, margoulette, minois, mufle, nénette, patate, physionomie, portrait, tabernacle, terrine, toiture, tranche, trogne, trognon, trombine, tromblon, trompette, tronche, visage - brouillamini, embrouillamini, sac de nœuds - dwanggedachte, dwangvoorstelling, obsessie - gedachte, het nadenken, nadenken, overdenking — pensée, réflexion - collimateur - temps de fermeture - stimulation négative - peste - grandes lignes - mot concernant, mot relatif à - accroche, teaser - mandat d'arrestation - galimatias - ruisonderdrukker, zuigend geluid — bruit de succion - rap (en) - séance intensive - onderhandeling, palaver, palavers, pourparlers, spoedberaad, spoedoverleg — groupe de discussion - aanmoedigende woorden, opwekkend gesprek, peppraatje, peppraatjes, peptalk — discours d'encouragement, laïus d'encouragement - homestretch (en) - barnburner (en) - geboorte — événement béni, heureux événement - boules - bof - banger (en) - eau-de-feu - bouquet - mafia - pré carré - ceinture du bortsch - drink (en) - number one (en) - bondsbons, bons, hoge piet, invloedrijk persoon — big boss, cador, caïd, grand chef, gros bonnet, gros poisson, grosse légume, huile, légume, ponte, tête - agent, bout, diender, flic, flik, gerechtsdienaar, glimmerik, hongerlijder, juut, klabak, pandoer, politie, politieagent, politieambtenaar, politiebeambte, politieman, rakker, sjouter, smeerlap, smeris, tuut, viezerik, wout — flic, keuf, policier, poulaga, poulaille, poulard, poulardin, poulet - canary (en) - kanonnenvlees, kanonnenvoer, kanonnevlees, kanonnevoer — chair à canon - détective privé, privé - dwaas, halvegare, kalfskop — idiot, idiote, nigaud - fossiel — fossile, vieux crouton - je-ne-sais-pas - heelster, heler — receleur, receleuse - fiasco, flop, fosburyflop, fosbury-flop — fiasco, nullité, raté - vieux schnock - gal (en) - type - drogué - headhunter, koppensneller — chasseur de tête, chasseur de têtes - computeroperator, operator, procesoperator, voortvarend mens — débrouillard, démerdard - betweter, polyhistor, schoolmeester, veelweter, weetal, wijsneus, wise guy — je-sais-tout, pédant, pédante - lanterfant, lanterfanter, leegloper, luiaard, luilak, luiwammes, vadsig — cossard, faignant, fainéant, feignant, flémard, flemmard, lézard, loir, paresseux - echtgenoot, eega, gade, gemaal, kerel, man, manlief, mannie, vent — homme - middlebrow (en) - stem — voix - paperhanger (en) - rainmaker (en) - dubbelganger, dubbelgangster, evenbeeld — double, portrait, sosie - shoofly (en) - kniesoor, zuurkijker, zuurpruim — pisse-froid - greyback, Johnny, Johnny Reb, Reb, Rebel (en) - pretbederfster, pretbederver, spelbederfster, spelbederver, spelbreekster, spelbreker, zwartgallig iemand — rabat-joie, trouble-fête - collet monté - chanteuse populaire - stadbewoner, stedeling - clown, gevat iemand, grappenmaker, hansworst, harlekijn, humorist, joker, komiek, paljas, pias, pierewiet, polichinel, potsenmaker, spuiter, wisecracker — homme d'esprit - femme - très gros profit - weggevertje - ticket-repas - kostbaarheden, maatstaven — objets de valeur, valeurs - ice, sparkler (en) - hoop — tas - soup (en) - état - état - lompen, vodden - hotpants, hot pants, hot-pants — lubricité - kramp, spierkramp — crampe - hypochondrie, spleen, zwaarmoedigheid — spleen - chance - street (en) - bedomptheid, mufheid - soup (en) - sticks and stone (en) - week from Monday (en) - month of Sundays (en) - blue moon (en) - comprendre - lopen, met de benenwagen gaan, te voet gaan — aller à pied, aller à pinces - het op een lopen zetten, ophoepelen, vluchten, wegstuiven — décamper - garder les yeuw ouverts - faire un essai - break (en) - anglais afro-américain - gek, gekkin, schizo, schizofreen, waanzinnige — branquignole, cerveau fêlé, dérangé, dingo, dingue, égaré, fêlé, fol, fou, maboul, malade - throw (en) - levend — vivant[Domaine]

alledaagse uitdrukking (n.) • expression familière (n.f.)