pluralise, pluralize (en)[Dérivé]

fleir-, fleirtölu-, í fleirtölu, marg- — meervoudig, meervoudige, meervouds-[Rel.App.]

samskipti, tengsl — verhoudingen - fórn fyrir málstað, helgun — toewijding - round (en) - útbúnaður — inrichting - aðalframleiðsluvara, aðalverslunarvara, grunnvara, hráefni, nauðsynjar, nauðsynjavörur, uppistaða, uppistöðuefni, uppistöðumatur — basisbenodigdheid, basisvoedsel, hoofdprodukt, hoofdvoedsel, niet, nietje - bedspring (en) - Bermúda — bermuda - nærbuxur kvenna — damesslipje, slip, slipje - axlabönd — jarretel, jarretel(le), kousophouder, sokophouder - cafeteria facility (en) - chap, Chaps (en) - flugeldur, læti — kunstvuurwerk, vuurwerk - gabardine, tweed - foodstuff, grocery (en) - framhlið á peningi — kruis - höfuðstöðvar — hoofdbureau, hoofdkantoor, hoofdkwartier, pretorium - hoofdbureau, hoofdkantoor, zetel - gallabuxur — blue jeans, jeans, spijkerbroek, spijkerpak - krap, mede, mee, meekrap - rariora (en) - pantalon, slacks - draadschaar, metaalschaar, plaathaak, plaatschaar, platenschaar - nælonsokkur, sokkabuxur, sokkar — kous, kousje - bakhlið, bakhlið á peningi, krónuna! — keerzijde, munt - topside (en) - frumatriði, undirstöðuatriði — oerbeginsel - bare bones (en) - intention (en) - telecommunication (en) - rás — net - fjarskiptafræði, -tækni — telecommunicatie, telekommunikatie - title (en) - skrif — geschriften - það sem gefið er í skyn, undirtónn — ondertoon - heilsun, kveðja, kveðjuorð — begroeting, groet, onthaal, ontvangst, verwelkoming, welkom, wens - kveðja, ósk — complimenten, wens - aðstæður — beding, bepaling, conditie, mits, modaliteit, proviso, stipulatie, term, voorbeding, voorwaarde - suspension point, suspension points (en) - felicitatie, gelukwens - beraad, beraadslaging, debat - skipun — bevel, commando, gebod, sommering - plundering, verwoesting - exercise (en) - hafrar — haver - paring (en) - manneskjur — de mensen, men, natie, oudelui, ouders, ouwelui - hagsmunahópur — belangengroep, groep van belanghebbenden - broeders - Sabaoth (en) - fedayeen (en) - headquarters (en) - diepte - dons - scraping (en) - valdsmannslegur — autoriteit, gezag - tengiliður — connectie, relatie - specie - reparation (en) - residual (en) - incidental, incidental expense, minor expense (en) - travel expense (en) - deep pocket (en) - recht - boxcars (en) - hikstakast, hiksti — hik - depth (en) - flying colors, flying colours (en) - wings (en) - ambages (en) - lota, það að eiga leik — inning, slagbeurt - getraunir — sweepstake - craps (en) - doem, vloek - Ludi Saeculares, secular games (en) - heroics (en) - deeds, memoirs, works (en) - dienstverrichting - conditietraining, gym, gymn., gymnastiek - tribune van candidaat, verkiezingscampagne - arts and crafts (en) - tegenslag, tegenvaller - last rites (en) - kruisgang, kruisweg, lijdensweg - ölmusa — aalmoes, donatie, gift - operations, trading operations (en) - swaddling clothes (en) - dirty tricks (en) - last respects (en) - rekwisieten, toneelrekwisieten - Augean stables (en) - achtertrap - baðsalt — badzout - bellbottom pants, bell-bottoms, bellbottom trousers (en) - físibelgur — blaasbalg - bifocals (en) - nærbuxur — onderbroek - leikhúskíkir, sjónauki — binocle, binoculair, kijker, toneelkijker, veldkijker, verrekijker - bleachers (en) - toneel - boards (en) - fingrasmella, kastaníettur — castagnet, castagnetten, kastanjetten, sambabal - hnúajárn — boksbeugel - nærbuxur kvenna, reiðbuxur — drollenvanger, knickerbocker, kniebroek, kuitbroek, plusfour, pofbroek, slipje - buxur, nærbuxur — onderbroek, slipje - kniebroek - buckskins (en) - chain tongs (en) - burgerkleding, burgerkloffie - schoonmaaksters - voetbalschoenen - clews (en) - fáni, flagg — vaandel, vlag - borði, komast í lið, merki — gekleurd buis, insigne, verfwaren - neysluvara — consumptie-artikelen, consumptiegoederen, verbruiksgoederen - ribbroek - kroonjuweel, kroonjuwelen - diggings, digs (en) - sportbroek, turnbroekje - dress blues, dress whites (en) - goed, manufacturen, textiel - gebruiksgoederen - þakskegg — dakrand - epsomzout - modeartikelen - werkpak - coal tongs, fire tongs (en) - fixings, trimmings (en) - ballerina, flat, flatje - ljósaröð fremst á leiksviði — voetlicht - töng — forceps, tang, verlostang - húsbúnaður — ameublement, boedel, huisraad, inboedel, inventaris, meubilair, meubilering, meublement - furnishing, trappings (en) - gálgi — galg - gasveita — gasfabriek - hlífðar-/sundgleraugu — lasbril, motorbril, schutbril, sneeuwbril, stofbril, uilebril, uilenbril, veiligheidsbril, zonnebril - hot pants (en) - houselights (en) - ijstang - handjárn, hlekkir — boei, boeien, ketenen, ketens - grofsmederij, ijzergieterij - reiðbuxur — breeches - knockout drops (en) - limbers (en) - golf links, links (en) - lion-jaw forceps (en) - vistarverur — kwartier, logies, woongedeelte - combination plier-wrench, lock-grip pliers, locking pliers, plier wrench (en) - long johns (en) - military quarters (en) - mouse-tooth forceps (en) - Napier's bones, Napier's rods (en) - needlenose pliers (en) - nachtgoed, nachtkleding, nachtmode - packaged goods (en) - brug - gripkló, spennitöng, töng, -töng — buigtang, combinatietang, draadtang, knipbuigtang, kombinatietang, plaattang, tang - plus fours (en) - boomschaar, snoeischaar, snoeitang, tuinschaar - gemeentewerken, GW - pump-type pliers (en) - punching tongs, punch pliers (en) - rabbit ears (en) - legeruniform, tenue, uniform - adjustable pliers, arc-joint pliers, Channellocks, combination pliers, gland pliers, groove-joint pliers, Multi-Grips, pipe spanners, rib joint pliers, tap spanners, tongue-and-groove pliers, water pump pliers (en) - ringen - zoutziederij - skæri — schaar - heggeschaar, snoeischaar - wereldwonder - klippur — grasschaar, grote schaar, schaar - stuttbuxur — bermuda, korte broek, short, shorts, sportbroek, turnbroekje, zwembroek - zijden kleren, zijden stoffen - combination slip joint pliers, slip joint pliers, slip-joint pliers (en) - small stores (en) - kaarsensnuiter, kaarsesnuiter, snuiter - detergens, wasmiddel, waspoeder, zeepvlokken - gleraugu — binocle, bril, fok, toneelkijker - sportuitrusting - boekenplank, legplank, plank, schap - stigi — bordes, ladder, leer, opgang, pui, trap, trapleer - gapastokkur — blok, kaak, schandpaal - stocks (en) - bakkastokkar, stokkar — stapel - street clothes (en) - stretch pants (en) - sundries (en) - sólgleraugu — zonnebril - windsel - sweatpants, sweat pants, track pants (en) - íþróttabuxur, sundbuxur — zwembroek - hair thinning scissors, hair thinning shears, thinning scissors, thinning shears (en) - sokkabuxur — panty, turnpakje - kloffie, plunje - töng — buigtang, hoeftang, knijper, nijptang, tang - Schots geruite broek - nærbuxur — broekje, onderbroek, slip, slipje - damesondergoed - waders (en) - water wings (en) - waterleiding, waterleidingbedrijf - weeds, widow's weeds (en) - white goods (en) - gangverk, gangverk/-virki — mechaniek, mechanisme - stukgoed - superficies (en) - likelihood, likeliness (en) - nerves (en) - hegðun, mannasiðir — code, erecode, gedragscode, manier, manieren, omgangsvorm, omgangsvormen, vorm, vormen - mörk, takmörk — grens - states' rights (en) - curiosa (en) - rósakál — spruit, spruiten, spruitjes, spruitkool, usually in the diminutive plural form: spruitjes - peoples (en) - ancients (en) - grass roots (en) - flinders (en) - fjölskylda — verwanten - armelui, armen - rich, rich people (en) - Islamic Ummah, Islam Nation, Muslim Ummah, Umma, Ummah (en) - atvinnuleysingjar — werklozen - close quarters (en) - archeological remains (en) - badlands (en) - koffiedik, koffieprut, prut - botnfall, dreggjar — bezinksel, bodem, bodempje, koffiedik, koffieprut, prut - droesem, moer - erfenis, overblijfsel, overschot, plus, relict, surplus, teveel - scablands (en) - steps (en) - eignir — activa - receivables (en) - reserve assets (en) - beschikbare middelen, liquide middelen - passief, passiva - boekschuld - conditions (en) - conditions (en) - drusen (en)[Domaine]

eintala — enk., enkelvoud, enkelvoudig, enkelvoudige, simplex, sing., singularis[Ant.]

fleirtala (n.f.) • meervoud (n. neu.) • meervoudsvorm (n.) • mv. (n.) • pl. (n.) • pluralis (n.m.) • pluralisvorm (n.)