mettre au pluriel, pluraliser[Dérivé]

pluriel — meervoudig, meervoudige, meervouds-[Rel.App.]

relation — verhoudingen - dévouement — toewijding - tournée - accessoires, installation, installations — inrichting - aliment de base — basisbenodigdheid, basisvoedsel, hoofdprodukt, hoofdvoedsel, niet, nietje - bedspring (en) - bermuda, Bermudes — bermuda - culotte, slip — damesslipje, slip, slipje - bretelle, bretelles — jarretel, jarretel(le), kousophouder, sokophouder - cafeteria facility (en) - chap, chaps - artifice, fusée pyrotechnique, pièce d'artifice — kunstvuurwerk, vuurwerk - pantalon de flanelle — gabardine, tweed - épicerie - face — kruis - état-major, Q.G., quartier général, quartier général militaire — hoofdbureau, hoofdkantoor, hoofdkwartier, pretorium - siège, siège social — hoofdbureau, hoofdkantoor, zetel - blue-jean, jean, jeans — blue jeans, jeans, spijkerbroek, spijkerpak - panty, slip — krap, mede, mee, meekrap - rariora (en) - pantalon de tous les jours — pantalon, slacks - cisaille — draadschaar, metaalschaar, plaathaak, plaatschaar, platenschaar - bas — kous, kousje - pile — keerzijde, munt - topside (en) - abc, a b c, b.a.-ba, b. a.-ba, ba be bi bo bu, beaba, be à ba, béaba, rudiments — oerbeginsel - grandes lignes - intention - télécommunications - canal de communication — net - télécommunication, télécoms — telecommunicatie, telekommunikatie - title (en) - écrits — geschriften - nuance — ondertoon - salut, salutation — begroeting, groet, onthaal, ontvangst, verwelkoming, welkom, wens - voeux — complimenten, wens - condition — beding, bepaling, conditie, mits, modaliteit, proviso, stipulatie, term, voorbeding, voorwaarde - point de suspension, points de suspension, trois petits points, trois points - congratulation, félicitation — felicitatie, gelukwens - délibération — beraad, beraadslaging, debat - ordre — bevel, commando, gebod, sommering - dévastation, ravage, ravages — plundering, verwoesting - exercise (en) - avoine — haver - quartier - personnes — de mensen, men, natie, oudelui, ouders, ouwelui - groupe d'intérêt — belangengroep, groep van belanghebbenden - camarades, frères — broeders - Sabaoth - fedayin, feddaï, feddayin, fidayin - quartier général - profondeurs — diepte - dons - scraping (en) - autorité — autoriteit, gezag - relation — connectie, relatie - objet spolié — specie - reparation (en) - cachet de redevance - dépenses annexes, frais accessoires - travel expense (en) - cul-de-sac profond - droits — recht - boxcars (en) - hoquet — hik - depth (en) - flying colors, flying colours (en) - wings (en) - ambages (en) - manche, tour de batte — inning, slagbeurt - sweepstake — sweepstake - crabs, craps, krabs - doem, vloek - Ludi Saeculares, secular games (en) - heroics (en) - actes, mémoires - service public — dienstverrichting - callisthénie — conditietraining, gym, gymn., gymnastiek - campagne électorale — tribune van candidaat, verkiezingscampagne - artisanat - retour des choses, revers, revers de fortune — tegenslag, tegenvaller - last rites (en) - Chemin de croix — kruisgang, kruisweg, lijdensweg - aumône — aalmoes, donatie, gift - opérations de négoce - swaddling clothes (en) - comportement dégueulasse, sale comportement - last respects (en) - chevalement — rekwisieten, toneelrekwisieten - écuries d'Augias - escalier dérobé, escalier de service — achtertrap - sels de bain — badzout - bellbottom pants, bell-bottoms, bellbottom trousers (en) - soufflet — blaasbalg - bifocals (en) - culotte, slip — onderbroek - binoculaire, jumelle, jumelles, jumelles de théâtre, lorgnettes, lunette binoculaire — binocle, binoculair, kijker, toneelkijker, veldkijker, verrekijker - gradins de stade - balustrade, bande — toneel - boards (en) - castagnettes — castagnet, castagnetten, kastanjetten, sambabal - coup-de-poing américain, poing américain — boksbeugel - culotte, knickerbockers, knickers — drollenvanger, knickerbocker, kniebroek, kuitbroek, plusfour, pofbroek, slipje - slip — onderbroek, slipje - culotte — kniebroek - buckskins (en) - chain tongs (en) - vêtements civils — burgerkleding, burgerkloffie - schoonmaaksters - chaussures de football — voetbalschoenen - clews (en) - couleurs — vaandel, vlag - couleurs, fanion — gekleurd buis, insigne, verfwaren - biens de consommation — consumptie-artikelen, consumptiegoederen, verbruiksgoederen - pantalons en velours côtelé — ribbroek - joyaux de la Couronne — kroonjuweel, kroonjuwelen - diggings, digs (en) - caleçon, slip — sportbroek, turnbroekje - dress blues, dress whites (en) - textiles, tissu — goed, manufacturen, textiel - biens durables — gebruiksgoederen - avant-toit, bord du toit — dakrand - epsomzout - modeartikelen - treillis — werkpak - pince à charbon, pince à feu - garniture - chapeaux marchants, fers plats, glaces presse-film, méplats — ballerina, flat, flatje - feux de la rampe, rampe — voetlicht - forceps — forceps, tang, verlostang - ameublement, meubles — ameublement, boedel, huisraad, inboedel, inventaris, meubilair, meubilering, meublement - furnishing, trappings (en) - gibet, potence — galg - usine à gaz — gasfabriek - lunettes de protection — lasbril, motorbril, schutbril, sneeuwbril, stofbril, uilebril, uilenbril, veiligheidsbril, zonnebril - hot pants (en) - houselights (en) - pince à glace, pince-glace — ijstang - chaînes, fers — boei, boeien, ketenen, ketens - ferronnerie — grofsmederij, ijzergieterij - jodhpurs — breeches - knockout drops (en) - limbers (en) - golf links, links (en) - lion-jaw forceps (en) - quartiers de vie — kwartier, logies, woongedeelte - pince de verrouillage, pince étau, pince-étau - caleçon - quartiers militaires - pince chirurgicale à griffes - Bâtons de Napier - pince à long bec - vêtements de nuit — nachtgoed, nachtkleding, nachtmode - packaged goods (en) - barres parallèles, parallèles — brug - pince universelle — buigtang, combinatietang, draadtang, knipbuigtang, kombinatietang, plaattang, tang - plus fours (en) - cisaille — boomschaar, snoeischaar, snoeitang, tuinschaar - travaux publics — gemeentewerken, GW - pince multiple à crans - pince à trouer - antenne en V d'intérieur, rabbit ears - tenue, tenue militaire, uniforme — legeruniform, tenue, uniform - pince multiple - anneaux — ringen - saline — zoutziederij - ciseaux — schaar - cisaille, sécateur — heggeschaar, snoeischaar - Sept merveilles du monde antique — wereldwonder - cisailles, sécateur à haie — grasschaar, grote schaar, schaar - culottes courtes, short, shorts, slip de bain — bermuda, korte broek, short, shorts, sportbroek, turnbroekje, zwembroek - tissu — zijden kleren, zijden stoffen - pince à joint coulissant, pince réglable à deux positions - menus articles - mouchettes — kaarsensnuiter, kaarsesnuiter, snuiter - savon en paillettes — detergens, wasmiddel, waspoeder, zeepvlokken - bernicles, besicles, bésicles, binocles, carreaux, lorgnon, lunettes, monocle, paire de lunettes — binocle, bril, fok, toneelkijker - équipement sportif — sportuitrusting - rayon — boekenplank, legplank, plank, schap - escalier — bordes, ladder, leer, opgang, pui, trap, trapleer - pilori — blok, kaak, schandpaal - stocks (en) - cale — stapel - habits de ville - pantalon extensible - choses diverses - lunettes de soleil — zonnebril - windsel - pantalon d'entraînement, pantalon de survêtement, pantalon molletonné - maillot de bain, slip de bain — zwembroek - ciseaux à amincir, ciseaux à effiler, ciseaux effileurs - collant — panty, turnpakje - fringues — kloffie, plunje - paire de pinces, pince, pinces — buigtang, hoeftang, knijper, nijptang, tang - Schots geruite broek - bobettes, calcif, caleçon, slang, slip — broekje, onderbroek, slip, slipje - dessous féminin, sous-vêtement féminin — damesondergoed - waders (en) - brassard, brassard de nage, flotteur de bras - centre de traitement de l'eau — waterleiding, waterleidingbedrijf - deuil, habits de circonstance - appareil électroménager, produits blancs - mécanisme — mechaniek, mechanisme - marchandises à la pièce, tissu au mètre, tissus au mètre — stukgoed - superficialité - vraisemblance - nerfs - manières — code, erecode, gedragscode, manier, manieren, omgangsvorm, omgangsvormen, vorm, vormen - limites — grens - states' rights (en) - curiosa (en) - Brassica oleracea var. gemmifera, chou de Bruxelles, choux de Bruxelles — spruit, spruiten, spruitjes, spruitkool, usually in the diminutive plural form: spruitjes - peuple - anciens - les gens de base - flinders - ascendants, dabes, parents, vieux — verwanten - pauvres — armelui, armen - riches - Oumma, umma - chômeurs — werklozen - distance proche - vestige archéologique - badlands (en) - marc de café — koffiedik, koffieprut, prut - lie — bezinksel, bodem, bodempje, koffiedik, koffieprut, prut - lie — droesem, moer - reste — erfenis, overblijfsel, overschot, plus, relict, surplus, teveel - scablands (en) - steps (en) - actif — activa - receivables (en) - reserve assets (en) - disponibilités, liquidités — beschikbare middelen, liquide middelen - dû, passif — passief, passiva - boekschuld - conditions (en) - conditions (en) - drusen (en)[Domaine]

singulier — enk., enkelvoud, enkelvoudig, enkelvoudige, simplex, sing., singularis[Ant.]

forme plurielle (n.f.) • meervoud (n. neu.) • meervoudsvorm (n.) • mv. (n.) • pl. (n.) • pluralis (n.m.) • pluralisvorm (n.) • pluriel (n.m.)